Foto's: Caroline Feraud
Als kunstenaar-ontwerpster, opgeleid tussen Parijs en Marseille, hanteert Juliette Rougier een transversale benadering van design, op het kruispunt van kunst, ambacht en interieurarchitectuur. Met haar creatieve familieachtergrond verkent ze de esthetische mogelijkheden van hergebruik, waarbij Provençaals riet het middelpunt vormt van een onderzoek dat poëtisch én geëngageerd is. Juliette bedenkt een scenografie voor Sessùn Alma in Marseille, ze tekent een grafische en inspirerende installatie, in resonantie met de waarden van het merk - te ontdekken vanaf 22 mei.
Kun je ons vertellen over je carrière, en hoe het je ertoe bracht om te werken met materialen zo uniek als Provence cane?
Ik ben al sinds mijn kindertijd ondergedompeld in een creatief universum. Mijn grootmoeder schildert en beeldhouwt. Mijn oma van moederskant leerde me al van jongs af aan rapen en knutselen: na elke strandwandeling keerden we terug met zakken vol drijfhout, dat later sculpturen of sculpturale lampvoeten werd. Het huis van mijn grootouders in Bretagne is bevolkt met deze creaties. Mijn moeder heeft, naast haar werk als artdirector in de mode, altijd gecreëerd, en ik heb vaak naast haar zitten tekenen. Sindsdien is mijn verlangen en mijn behoefte om te creëren nooit verdwenen.
Voor mij was het altijd vanzelfsprekend om omringd te zijn door zelf ontworpen en gemaakte objecten en werken, en mijn huis te vullen met mijn eigen creaties. Daarom koos ik heel vanzelfsprekend voor een richting Toegepaste Kunsten, gevolgd door een opleiding Global Design (interieur, product en grafisch ontwerp) aan de École Bleue in Parijs. Daarna volgde ik een master in design aan de Beaux-Arts in Marseille. Dankzij de veelzijdigheid van mijn studies heb ik nu een transversale benadering van design, op het snijvlak van design, ambacht en kunst.
Bij mijn verhuizing naar Marseille ontdekte ik het Provence-riet, een plant die eigen is aan het Middellandse Zeegebied, en vooral het bijbehorende vakmanschap: het maken van rieten voor blaasinstrumenten. Vandaag verzamel ik restmaterialen uit de werkplaatsen – rieten die ingesneden zijn en door de zon gebruind – en geef ik ze een nieuwe bestemming door de codes van kunstambacht in te zetten. Mijn project Alto is een werk van een nieuwe vorm van marqueterie op basis van deze restmaterialen, die ik toepas in projecten van objecten tot architecturale bekleding, maar ook in meubels en scenografie.
Hoe is de samenwerking met Sessùn tot stand gekomen? Wat trok je vooral aan in de merkenwereld?
Ik deel de waarden die Sessùn en haar oprichtster, Emma François-Grasset, uitdragen: het benadrukken van handwerk, het stempel van de ambachtsman of -vrouw, onbewerkte materialen en lokale kunstenaars. Alles binnen een universum en een warme identiteit, een combinatie van traditioneel en eigentijds.
Provence-riet is een van je favoriete materialen. Wat raakt je aan dit materiaal en waarom heb je het gekozen voor de scenografie van Sessùn Alma?
Al bijna twee jaar richt ik mij op Provence-riet, en vooral op het ontwikkelen van een hedendaagse vorm van marqueterie met restanten van riet voor blaasinstrumenten. Voor deze scenografie koos ik er uiteindelijk voor om andere doeleinden van riet te onderzoeken, dit keer niet via losse rieten maar in de totaliteit van het materiaal. Voor deze creatie werd riet gebruikt dat door de ateliers voor rietproductie opzij werd gezet vanwege oneffenheden. Wat mij net zo aantrekt in dit materiaal, zijn de oneffenheden, de groeven in de buitenkant en de onregelmatige knopen. Het is een levend materiaal dat door de tijd en het weer evolueert, waarbij de onregelmatigheden precies zijn uniciteit uitmaken. Bovendien zijn de structurele en esthetische mogelijkheden heel divers, afhankelijk van de vorm waarin je het materiaal bewerkt (tubulair, splinters, fragmenten, poeder…)!
Hoe heb je zijn plaats in deze leefruimte bedacht? Welke emoties of welke sfeer hoop je dat de bezoeker ervaart?
Toen ik de boetiek Sessùn Alma voor het eerst bezocht, werd ik meteen getroffen door het volume van de ruimte. Ik hou van de manier waarop de ingang via het restaurant een soort overgang vormt, waardoor je je een weg baant naar het hart van de boetiek: een grote open ruimte met vijf meter plafondhoogte. Met deze scenografie wil ik juist dat volume uitlichten: mijn hangende structuren moedigen bezoekers aan om omhoog te kijken en de hoogte van de ruimte te beleven. Hun blik laten verdwalen langs de grafische lijnen van de verstrengelde hangstructuren, en hen zo (hopelijk) een onverwacht moment van kijken en wegdromen te geven.
Hoe verloopt het transformatieproces dat je toepast op dit materiaal, van een eenvoudig rietfragment tot een object of een meubelstuk?
In het Alto-project begin ik bijvoorbeeld met het sorteren van het riet, op maat en op kleur. Ik combineer ze, nu eens zo, dan weer anders, als een spel dat zich steeds opnieuw uitvindt. Elk nieuw experiment leidt vanzelf naar het volgende, en zo gaat het verder. De uiteindelijke vorm van het object ontstaat daarna, deels gevormd door de beperkingen en eigenheid van het materiaal. Tegelijk laat ik mezelf de vrijheid om te spelen met het tekenen, ongeacht de ondergrond. Voor deze scenografie ben ik dit keer uitgegaan van volledige rietstengels. Nadat ze ontbladerd zijn, maak ik met een mes splinters in de lengterichting van de vezel, om zo lange, zo fijn mogelijke stengels te verkrijgen. Door ze te bevochtigen en met de warmte van het vuur te bewerken, ontvouw ik ze naar mijn intuïtie. Zo ontstaan grafische en verfijnde vormen, die in hun bochten een subtiel evenwicht vinden.
Hergebruik neemt een centrale plaats in binnen jouw artistieke benadering. Hoe beïnvloedt deze benadering jouw werk, zowel esthetisch als ethisch?
Ik voel me bijzonder aangetrokken tot meubels en objecten die de sporen van handwerk en de tand des tijds dragen. Ik heb me altijd meer aangetrokken gevoeld tot een oude commode van de brocante, met bladderende verf en losse schroeven, dan tot iets nieuws, hoe perfect ook gemaakt. Vanuit diezelfde geest boetseer ik graag het materiaal, waarbij ik zijn ruwe karakter behoud en zijn imperfecties omarm. In de relatie tot zijn natuurlijke karakter, zijn ruwheid en zijn onregelmatigheid vind ik mijn inspiratie. Werken met hergebruik betekent ook dit: de imperfecties opnemen in het ontwerp, en ze soms zelfs in de kijker zetten. Dat is het principe van de kussens die ik bijvoorbeeld voor Ligne Roset heb ontworpen: ze zijn gemaakt van de reststoffen uit de ateliers van het merk, samengebracht en in patchwork gestikt volgens de productie van het moment. Deze benadering creëert een andere relatie tot het product en zijn productie, omdat die mee evolueert met het herwonnen materiaal. Je kunt niet vooruit plannen, je kunt alleen werken met wat er op dat moment is.
Hoe voeden de ambachtelijke knowhow en tradities uit de regio Marseille jouw manier van berwerken van riet?
Het Provençaalse riet is een vaste plant die endemisch is in het Middellandse Zeegebied. Het groeit niet alleen rond Marseille, maar langs de hele Middellandse Zeekust. Traditioneel gebruikt voor het maken van manden, rietmatten, kalammen en fluiten, varieert het gebruik ervan volgens de regio en het tijdperk, van objecten tot architectuur. Met mijn eerste project rond het Provençaalse riet wilde ik mijn onderzoek inschrijven in de continuïteit van een bestaand vakmanschap, namelijk het maken van rieten mondstukken, maar tegelijk de codes daarvan doorbreken en een nieuw gebruik voor dit materiaal voorstellen: marqueterie. Vandaag, en met deze scenografie voor Sessùn in het bijzonder, probeer ik mijn werk rond het Provençaalse riet verder te ontwikkelen. Ik onderzoek nieuwe manieren om het te bewerken, en laat me daarbij ook inspireren door andere regionale ambachten, zoals bijvoorbeeld het vlechten met wilgentenen.